VERRUKKELIJK VERGANKELIJK


 

Yang Poëzie Reeks, Gent 1984
42 gedichten

Mark Meekers is een beschouwend dichter. Hij is doordrongen van de zin voor harmonie, voor wat hij zelf noemt 'Griekse wereldharmonie', en dat weerspiegelt zich in klassiek, rustige, bedaarde toon en in het vloeiend ritme van zijn verzen... Daarnaast is er, vooral innerlijk, de romantische artistieke onrust en het angstig, onzeker gevoel van het onvolkomene. Poëzie is ook een schuiloord, de dichter spreekt over haar als een 'zachte technologie'. In dit verbinden van traditioneel dichterlijke taal en woorden uit de technologische beschaving toont Mark Meekers zich een aandachtig waarnemer van de moderne tijd. En dan zijn er woorden als licht, ruimte, leegte, "een wereld van mineraal en wolken", die de beeldende schilder van Lumen Numen leren ontdekken, de lyrische verliefde van de lege lichte ruimte.(Eugène Van Itterbeek)
 


 

IN DE SCHELPEN VAN HET HART

in de schelpen van het hart zingen zovele zeeën
van vreugde en onze-lieve-vrouwen van zeven weeën.
de late meeuwen hebben hun vleugelslag in de mystiek,
eenzaam zeil ik op minder hoge termiek.

ik stel de inventaris van avondlijke tederheid op,
met het woord daalt mijn kadastraal inkomen, word ik armer.
de televisie bergt banaliteiten in de knop,
een beeld van jan dries omhelst een bloesem van marmer.

naast mijn kiel vergaat europa's kultuur, weinig elegant:
kristelijke moraal en staal gaan slecht van de hand.
elk moment begint mijn gouden eeuw, mijn tijdrekening.
zuiver en blinkend jong met sterren in verwondering.

de oude aarde geschept en vuur met de handen geraakt!
voor wie direkt kontakt met de dingen heeft gemaakt,
kan de wereld vannacht niet witter besneeuwen,
begint met dit weten de helderste van alle eeuwen.
 

OP DE PUNT VAN DE PEN


"...Een bundel vol klassieke verzen, vol ritmische kracht, vol verrassende beelden en vondsten. Een impressionist van de ziel, twijfelend tussen weemoed en vechtlust, tussen klassieke rust en orde en de eeuwig ontevreden, eeuwig zoekende artiest. Een poëzie om zich in te verdiepen en die de moeite die men voor haar doet, rijkelijk beloont." (Gist, Nederland)


"... Om langzaam en aandachtig te lezen, want deze dichter heeft wat te vertellen, al doet hij dat niet altijd op de meest eenvoudige wijze. Beeld-en taalgebruik zijn konstant origineel, soms op het barokke af, maar het is duidelijk dat deze woordspinsels een wapen moeten zijn tegen veel onzekerheid en een schuilplaats tegen de alom oprukkende verloedering... Je kan niet onberoerd blijven door het bijna ouderwets pleidooi voor schoonheid, en dat lijkt ons hier niets anders dan een ander woord voor 'de kwaliteit van het bestaan'. En zo is dit verrassend geëngageerde poëzie." Jos troobants, Leuvense Letters)


"...Onder vier noemers verzamelt hij een hele reeks gedichten van vier maal vier verzen, in een vloeiend ritme, die vlot lezen als natuurlijke alexandrijnen, en waarvan hij de rijmen schijnbaar moeiteloos voorhanden heeft... De gedichten doen modern aan en zijn het ook. In een barokke taal, die hij trouwens goed beheerst, weet hij vooral associaties te maken die evenwichtig gedoseerd zijn en aan de verzen een bijzondere welluidendheid bezorgen... Rustig de tijd gebruiken is aangeraden om de weelde van dat geslaagd dichtwerk tenvolle te genieten." (G. Florizoone, Vlaanderen)


"...In een viertal cycli verwoordt de romantische auteur op rustige beschouwende in-harmonische wijze, via zeer verfijnde poëzie zijn eigen innerlijke artistieke onrust. Hij is zich bewust van de menselijke nietigheid... Op onnavolgbare tedere wijze zingt hij lofliederen aan de natuur, met wie hij zich nauw verbonden weet... Deze dichter voelt zich als het ware gedreven om te dichten en zoekt naar de diepere oorzaak van alle 'zijn', bewust van het onvolkomene en de vergankelijkheid van alle leven. Hij ondergaat poëzie als het schuiloord van de dichter, de mens als onderdeel van de kosmos, 'verrukkelijk vergankelijk' Deze bundel bevat naar mijn mening dan ook hedendaagse poëtische kunst met een grote K. (L. Vandepitte, 't Kofschip)


"... Het adjectief romantisch is niet negatief, want wat kan een eigentijdse dichter meer doen met dat povere, tweedehandse instrumentje van de poëzie dan zo eerlijk en zo illusieloos mogelijk zijn diagnose van het bestaan te geven? Zo ontbloot Meekers de leegte achter de dingen en de woorden... Hij gaat daarbij zeer ambivalent met de rede om (hij gebruikt ze heel scherpzinnig in de analyse van allerlei toestanden, in ironie en zelfironie en anderzijds zet hij zich af tegen de verdorrende suprematie van diezelfde redelijkheid... Deze vitalistische instelling levert de dichter een aantal prachtige, overwegend descriptieve gedichten op. Men herkent er de plastische kunstenaar in. De lange verzen, de vaak erg verfijnde en zwierige muzikaliteit en het breed-waaierende spel van het ritme en zinsbouw bewegen zich het liefst in het kwatrijn. De vaak gedurfde rijmen... hebben dezelfde, intomende functie. En zo is het evenwicht hét kenmerk van deze bundel. En dat is geen geringe verdienste in een tijd waarin clowns en magiërs zich verdringen in de antichambre van de poëzie." (Jef Boven, Appel)

Opmerkingen, vragen of suggesties? Contacteer Mark Meekers / Marcel Rademakers
Laatst gewijzigd: 5 januari 2001