WAT BLIJFT ER NOG NA WOORDEN?


 

Kofschip-Kring, Hilversum/Brussel, 1984, 40 p.
34 gedichten

Nuchterheid, humor, gezond scepticisme, gaande tot ongeloof, verrassende beelden, vaak uit de dagelijkse, zelfs technische wereld: met zulke ingrediënten schept Mark Meekers... een zeer eigen poëtische wereld. Vertrekkend van de koele constatie van alles wat er met de mens misgelopen is, wordt deze dichter in de diepte bewogen door heimwee naar de utopia van een wonderbare levensvolheid, die op alle plannen van het menselijk beleven in harmonie zou zijn met het ware wezen der dingen... Een niet opgeven kunnen, tegen alle redelijkheid in, van de droom dat dit 'negatief' eens in een 'positief' zou kunnen omslaan, al was het maar omdat dit hardnekkig geloof in het individu blijft leven. Dit voorlopig (of definitief?) onoplosbaar probleem, dit contrast tussen realiteit en droom onderspant elk gedicht, elk woord van deze merkwaardige bundel. (Erik Van Ruysbeek)
 


 

IK BEN HET LUISTEREN GEWORDEN

ik ben het luisteren geworden: in het spreken van de morgen
spreek ik uiteindelijk. kraaien krijsen leisteenhard.
op de hoogte van de zon worden waardeloze woorden geborgen,
een klavier loopt de ladders op en af, van wit naar zwart.

naturen wandelen in mij en geven woorden als repliek.
de dingen gaan meervoud en grammatica verzinnen.
ik wil niet vluchten in de blauw-gelogen ogen van de romantiek,
maar het andere in mij en mij in het mateloos andere beminnen.

in helderheid vervreemd, raak ik venetiaanse bronnen,
waar lijden heimelijk de glimlach van lelie inneemt.
door wanden van wier en wierook volg ik de zilveren eend
achter de zon, in kosmisch gespannen tenten van azuur.

onbelemmerd loopt de wereld mijn open armen in,
bij de hevigste spiegeling valt uit het vogelgefluit 'n blad
in de draaikolk van de ogen, in een tijdelijk getrokken gat:
het einde valt waarschijnlijk samen met het begin.
 

OP DE PUNT VAN DE PEN


"... Allerlei klankmogelijkheden, alliteraties en paralellen worden aangewend en ze blijken veelal weer te werken ook. Een aparte belevenis om door deze dichter meegevoerd te worden. Modern is de intensiteit van het besef van de innerlijke tweespalt: het bijna eenworden met de dingen - men gevoelt duidelijk dat haast loskomen van het ik in het geziene (vaak natuur)- en dan het strijdige van woorden geven aan deze ervaring als van op afstand, namelijk bewust en dus niet opgegaan in... Een religieus geladen worsteling om te aarden: 'ik shake het alledaagse met mystiek' wordt een 'tot uiterste richels lopen'. Voor geoefende poëzielezers." (Inge Lievaert, Nederlands Bibliotheek- en Lektuurcentrum)


"Danig gekwetst door de schrijnende verloedering om hem heen en het snijdende besef van de ontoereikendheid van de taal, van de onmondigheid waarmee hij zich uitspreken moet, vreet de dichter zich op... Mark Meekers vergast ons op 34 volle, beeldrijke gedichten, waarin hij alle taalregisters opentrekt. Bovendien overleeft zijn poëzie wonderwel binnen de dwingende vorm van het sonnet. Vrijwel nergens doet ze stroef of gekunsteld aan. De rijmen klinken niet gezocht. Een voor de geïnteresseerde lezer vlotlezende en beslist genietbare bundel." (Roger Van Assche, Vlaanderen)


"... De toon is evenwel vrij nuchter en staat in fel contrast met de vorm die veeleer barok genoemd kan worden. De beeldspraak is origineel en de woordenschat is rijk. Mark Meekers mengt termen uit verschillende taalgebieden door elkaar waardoor zijn gedichten soms vreemde en verrassende effecten bereiken.... Na lectuur van deze bundel heb ik beslist de indruk dat Mark Meekers heel wat in zijn mars heeft..." (Tony Rombouts, Lektuurgids)


"Hij komt op voor de mythische mens, die de werkelijkheid ontalig dus zuiver kan ontmoeten. Dit soort mens is op zoek naar het wonder. Dat wonder neemt soms de vorm aan van een mateloos, oceanisch versmelten met het Al, van een bijna platonisch verlangen naar oorspronkelijke eenheid, dan weer van een bijna ascetisch schouwen van de zintuiglijke wereld... Die verdoken rationaliteit wordt zichtbaar in allerlei thematische ambivalenties en tegenstellingen, in zelfironie en zelfrelativering en uiteindelijk in de stijl zelf... De nauwelijks onderdrukte rationaliteit wordt zichtbaar in het naast elkaar van poëtische woorden of wendingen en voor de lezer verrassende rationele termen...

Als het waar is dat de dichter in de eerste plaats zijn stijl is, dan dien ik nog iets te zeggen over Meekers' barok, erg retorisch taalgebruik. Meekers' pathos is er in de eerste plaats om zijn poëtisch territorium uit te tekenen... Alleen taalgeweld kan ons ervan overtuigen dat er een 'paradijs' is dicht bij de blote dingen, ónder de betekenis van de woorden, ergens in de macrokosmos van de wereld of in de microkosmos van onszelf, ver verwijderd van burgerlijke clichés en verstarde redeneringen. De mythische mens weigert zich te nestelen in het alledaagse en zijn taalconventies... Vervolgens is de retoriek ook een manier om de poëzie zelf te relativeren... Meekers' pathetiek is tevens een ironische persiflage van dit antikarakter. De retoriek is dan een pose, een door de kritische rede gedicteerde afstand ten opzichte van haar eigen pretenties. Deze poëzie is eerlijk, precies omdat zij de ambivalentie tussen redelijkheid en irrationaliteit aanhoudt." ( Jef Boven, Appel)

 

Opmerkingen, vragen of suggesties? Contacteer Mark Meekers / Marcel Rademakers
Laatst gewijzigd: 5 januari 2001